Wat betekent gezichtsveld?

Binnen gezichtsveld is een aanbeveling voor alle apparaten met Bluetooth Low Energy (BLE), waaronder het Omnipod 5-Systeem.
Denk aan Bluetooth-apparaten die je thuis gebruikt en hoe de communicatie ermee soms niet werkt wanneer ze zich niet in het gezichtsveld/binnen bereik bevinden.
Belang van Pod- en Sensorplaatsing
Het is aangetoond dat door het gebruik van Omnipod 5 in de Geautomatiseerde Modus HbA1C daalt en de Tijd binnen bereik stijgt.1,2
Wat kun je doen?
Zorg ervoor dat je Pod en Sensor zo zijn geplaatst dat ze elkaar kunnen 'zien' en dat het lichaam het signaal tussen de twee apparaten niet blokkeert.
- Houd bij het plaatsen van een Pod rekening met de Sensorlocatie: voor de beste communicatie dienen de Pod en de Sensor zich in elkaars 'gezichtsveld' aan dezelfde kant van het lichaam te bevinden.
- Wissel de oriëntatie van de Pod af (bijv. achterkant arm, verticaal naar boven/beneden).
- Als er een tijdelijk communicatieprobleem is, werkt het systeem in Geautomatiseerde Modus: Beperkt totdat er weer sensorwaarden worden ontvangen. Wanneer de communicatie met de Sensor tijdelijk is verstoord, zorgt het algoritme van de Omnipod 5 SmartAdjust™-technologie voor een betrouwbare insulinetoediening.
- Als het systeem regelmatig in Geautomatiseerde Modus: Beperkt werkt, controleer dan het gezichtsveld van je Pod en Sensor. Als ze zich niet in elkaars gezichtsveld bevinden, zorg dan dat de volgende Pod of Sensor bij een wissel wel in het gezichtsveld is gepositioneerd.
- Als ze zich in elkaars gezichtsveld bevinden, plaats ze dan indien mogelijk dichter bij elkaar. De Pod en Sensor dienen afhankelijk van de Sensor ten minste 2,5-8 cm van elkaar af te liggen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de Sensor voor sensorplaatsing.


ARM & BEEN:
Plaats de Pod verticaal of in een kleine hoek.


RUG, BUIK & BILLEN:
Plaats de Pod horizontaal of in een kleine hoek.
Voorbeelden plaatsing Pod en Sensor - Sensor op de achterkant van de arm




Voorbeelden plaatsing Pod en Sensor - Sensor op de buik




Voorbeelden plaatsing Pod en Sensor - Sensor op de billen


Haal het meeste uit je Omnipod® 5-Systeem
Houd je Controller altijd in de buurt
Waarom?
- Om alarmen en signalen te horen
- Om glucose-informatie en sensorberichten te bekijken†
- Om naar behoefte maaltijd-, snacks- en correctiebolussen toe te dienen
- Om de Activiteitsfunctie te starten
- Om Pods te verwisselen
- Om je Sensor te starten/stoppen†


Bolussen toedienen voor maaltijden, snacks en hoge glucosewaarden
Waarom?
- De Totale Dagelijkse Insuline (TDI) is de sleutel tot het aanpassingsvermogen en het algoritme van Omnipod 5.
- Totale Dagelijkse Insuline = Basaalinsuline + Bolusinsuline.
- Met elke bolus help je het systeem beter te begrijpen hoeveel insuline je nodig hebt.
- Als je geen bolussen toedient, denkt het systeem dat je insulinebehoefte is afgenomen.
Toedienen van insuline wanneer je eet is een belangrijk deel van elke insulinetherapie, waaronder AID-systemen. Houd bij maaltijden en snacks deze tips in je achterhoofd.


Ontbrekende sensorwaarden in Omnipod® 5
Het kan gebeuren dat de sensorwaarden tijdelijk niet beschikbaar zijn. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren als je zwemt** of als je 's nachts op je apparaten ligt.
Hoe weet je wanneer dit gebeurt?
- Mogelijk zie je streepjes waar normaal de sensorwaarde wordt weergegeven.
- Na 20 minuten geeft het scherm Geautomatiseerde Modus: Beperkt weer.
- Als na 60 minuten de communicatie niet is hersteld, geven de Pod en de Controller een alarm af.


Wat moet je dan doen?
Zorg ervoor dat de Pod en Sensor zich in elkaars gezichtsveld bevinden. Als dat niet zo is, plaats dan bij de volgende wissel de de nieuwe Pod of Sensor zo dat ze nu wel in elkaars gezichtsveld zijn.
Als ze zich in elkaars gezichtsveld bevinden, plaats ze dan indien mogelijk dichter bij elkaar. De Pod en Sensor dienen ten minste 2,5–8 cm van elkaar af te liggen.
Controleer je sensorapp(s) op berichten over je Sensor.
Wat gebeurt er met de insulinetoediening? Wordt er nog steeds automatisch insuline toegediend?
Geautomatiseerde Modus: Beperkt is een stand van de Geautomatiseerde Modus. In deze staat kan de insulinetoediening niet worden aangepast op basis van de sensorwaarden, omdat deze ontbreken. Maar de insulinetoediening blijft gewoon doorgaan. Elke 5 minuten vergelijkt het systeem de Adaptieve Basale Snelheid met de Handmatige Basaalsnelheid van dat moment en kiest de laagste van de twee hoeveelheden om toe te dienen. Zodra de sensorwaarden weer ontvangen worden, keert het systeem terug naar de Geautomatiseerde Modus en wordt de insulinetoediening weer elke 5 minuten aangepast op basis van je sensorwaarden.
1. Brown S. et al. Diabetes Care. 2021;44:1630-1640. Prospectief kernonderzoek bij 240 deelnemers met T1D van 6-70 jaar. Het onderzoek omvatte een 14-daagse standaardtherapiefase (ST) gevolgd door een Omnipod 5 'hybrid closed loop'-fase (HCL) van 3 maanden. Gemiddelde Tijd binnen bereik (3,9-10,0 mmol/L of 70-180mg/dL) bij volwassenen/adolescenten, gemeten door CGM: ST = 64,7%, 3 maanden Omnipod 5 = 73,9%, P < 0,0001. Gemiddelde Tijd binnen bereik (3,9-10,0 mmol/L of 70-180mg/dL) bij kinderen, gemeten door CGM: ST = 52,5%, 3 maanden Omnipod 5 = 68,0%, P < 0,0001. Gemiddeld HbA1c: ST vs. Omnipod 5-gebruik bij volwassenen/adolescenten (14-70 jaar oud) en kinderen (6-13,9 jaar oud), respectievelijk (7,16% vs 6,78% of 55 mmol/mol vs. 51 mmol/mol, P < 0,0001; 7,67% vs. 6,99% of 60 mmol/mol vs 53 mmol/mol, P < 0,0001).
2. Sherr J. et al. Diabetes Care. 2022; 45:1907-1910. Multicenter klinisch onderzoek met één groep bij 80 zeer jonge kinderen (2-5,9 jaar) met T1D. Het onderzoek omvatte een 14-daagse standaardtherapiefase (ST) gevolgd door een AID-fase met het Omnipod 5-Systeem van 3 maanden. Gemiddeld HbA1c gemeten bij zeer jonge kinderen, ST vs. Omnipod 5:7,4% vs. 6,9% of 57 mmol/mL vs. 53 mmol/mol; (P < 0,0001). Gemiddelde Tijd binnen bereik (3,9–10,0 mmol/L of 70-180mg/dL) gemeten door CGM bij kinderen, ST vs. 3 maanden Omnipod 5: 57,2% vs. 68,1%, P < 0,0001.
†Varieert op basis van de compatibele Sensor
**De Pod heeft een IP28-specificatie voor waterdichtheid tot een diepte van 7,6 meter gedurende 60 minuten. De Omnipod® 5 Controller is niet waterdicht.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw Sensor voor richtlijnen over waterbestendigheid.